Alleen afhalen, versturen is niet mogelijk.
Krekels behoren tot de familie Gryllidae van de orde Orthoptera (sprinkhanen en krekels). De wijfjes hebben een lange legboor, waarmee ze de eieren leggen in de grond of in spleten. Het bekende sjirpen wordt door de mannetjes veroorzaakt. Dit doen ze door hun vleugels langs elkaar te wrijven. Krekels komen vooral in de warmere landen voor (ongeveer 1100 soorten). Inheemse soorten in Nederland zijn de boskrekel (Nemobius sylvestris) en de zwarte veldkrekel (Gryllus campestris). De eerstgenoemde soort komt voor op de grond onder bomen of struiken, voornamelijk op plaatsen waar een dikke strooisellaag ligt. De zwarte veldkrekel is (veel moeilijker) te vinden in holletjes in grasland. In Nederland en België zijn de krekels sterk in aantal achteruit gegaan; ze staan daarom ook als ´zeldzaam´ op de Rode Lijst van bedreigde dieren. Boskrekels komen plaatselijk in veel bossen in het oosten van Nederland echter nog zeer veelvuldig voor.
De stadia van dit insect zijn afwijkend van de meeste andere insecten:
1. krekel - 2. ei - 3. embryonale en nymfale ontwikkeling
De ontwikkeling van het bevruchte ei verloopt via een aantal fases. Rechtvleugeligen behoren tot de insecten met een onvolledige gedaanteverwisseling. De jongen lijken al sterk op de volwassen dieren en worden meestal nimfen genoemd. Uit het eitje komt een krekeltje tevoorschijn dat verpakt lijkt in een dun omhulsel (embryonaal vlies) en vermiform (wormvormige) wordt genoemd. Dit omhulsel barst snel open waarna de nimf van het eerste stadium verschijnt. De larve heeft een naar verhouding grote kop en mist elke vleugelaanleg. Verder lijkt dit diertje sterk op de ouders. Bij elke vervelling groeien de vleugels een stukje en ontwikkelen de geslachtsorganen zich (maar deze zijn pas functioneel bij de volwassen dieren). Het aantal nymfale stadia is per soort verschillend. West-Europese veldsprinkhanen hebben meestal 4 stadia en krekels ongeveer 10. Na de laatste vervelling ontstaat een volgroeide larve. Deze hecht zich met al zijn poten aan een grassprietje of takje vast, vaak met de kop naar beneden. Het dier dat uit de huid kruipt, is kleurloos en week. Door bloed in de weke, geplooide vleugels te persen worden deze gespannen en kunnen ze drogen. Dit drogen neemt enkele uren in beslag. Het volledige uitkleuren en uitharden van het dier kan enkele dagen duren.
Analytische bestanddelen: vocht 69,1 %, droge stof 30,9 %, ruwe as 1,8 %, eiwit 18 %, vet 8,2 %, koolhydraten 2,9 % en zetmeel 0 %.
% op droge stof krekels: ruwe as 5,8 %, eiwit 58,3 %, vet 26,5 % en koolhydraten 4,4 %.